Vrijdag in week 4 van de veertigdagentijd
Vrije gedachtenis van de heilige Isidorus, bisschop en kerkleraar
Isidorus werd omstreeks 560 in het Zuid-Spaanse Cartagena geboren als lid van een voorname christelijke familie, die zich later vestigde in de West-Gotische stad Sevilla. Twee broers van Isidorus werden bisschop en een zus trad in het klooster. Na de dood van zijn vader voedde Isidorus’ oudere broer Leander hem op. Omstreeks 600 volgde Isidorus zijn opvoeder op als aartsbisschop van Sevilla. Hij vervulde zijn herdersambt als een zeer plichtsgetrouwe bestuurder, die grote zorg had voor de verbreiding van het evangelie maar ook voor de instandhouding van het klassieke erfgoed. Isidorus stichtte vele opleidingsinstituten voor geestelijken en bracht talloze belangrijke wetenschappelijke en literaire werken onder in bibliotheken. Hij is de schrijver van de omvangrijke Etymologiae, een van de eerste Europese encyclopedieën. Daarin had Isidorus zo ongeveer alle kennis samengevat die in de vroege Middeleeuwen bekend was. Omdat hij de eerste heilige was die een soort database creëerde, wordt hij door veel katholieke internetgebruikers aangeroepen als patroon van het wereldwijde web. Isidorus verwierf ook faam als bestrijder van het Arianisme. Deze dwaalleer, die de goddelijkheid van Christus loochende, werd in Spanje onder zijn leiding nagenoeg geheel uitgeroeid. Isidorus stierf op 4 april 636. Paus Clemens VIII verklaarde hem heilig in 1598. Paus Benedictus XIII verhief hem in 1722 tot kerkleraar.
Eerste lezing: Uit het boek Wijsheid, 2, 1a. 12-22.
In valse waan zeggen de goddelozen tot elkaar: Laten wij de rechtvaardige belagen, want hij is van geen nut, hij gaat in tegen onze werken, hij verwijt ons zonden tegen de wet, hij beschuldigt ons van overtredingen tegen onze opvoeding. Hij wendt voor kennis van God te bezitten en hij noemt zich een kind van de Heer; hij is ons tot een verwijt tegen onze opvattingen geworden; alleen al hem te zien is ons een last, want zijn levensstijl is anders dan die van anderen en zijn gedrag is ongewoon; als valse munt beschouwt hij ons, hij mijdt onze wegen alsof ze onrein waren; hij noemt het einde der rechtvaardigen zalig, hij beroemt er zich op dat God zijn vader is. Laten wij zien of zijn woorden waar zijn, en nemen wij als proef wat bij zijn heengaan gebeurt. Want als de rechtvaardige Gods zoon is, zal Hij hem te hulp komen en hem redden uit de hand van zijn tegenstanders. Laten wij met brutaliteit en kwelling hem aanpakken, om te zien of hij werkelijk zachtmoedig is en om zijn geduld te toetsen. Laten we hem tot een schandelijke dood veroordelen, hij zal immers, naar zijn zeggen, toch beschermd worden.
Zo redeneerden ze, maar daarmee waren ze op een dwaalspoor, want hun slechtheid verblindde hen. Zij verstonden Gods geheimen niet, zij hoopten niet op loon voor een heilig leven, noch geloofden zij in een ereprijs voor smetteloze zielen.
Tussenzang: Ps. 34 (33), 17-18. 19-20. 21. 23.
Antifoon: De Heer is nabij voor rouwmoedige harten.Van boosdoeners keert Hij zijn aangezicht af,
zij worden op aarde vergeten.
Naar vromen die roepen luistert de Heer
en Hij redt hen uit iedere nood.
De Heer is nabij voor rouwmoedige harten,
Hij helpt wie zijn schuld erkent.
Veel rampen zullen de vrome bedreigen,
uit elk daarvan redt hem de Heer.
De Heer zal over zijn beenderen waken
opdat hij er geen van breekt.
De Heer redt het leven van wie Hem dient,
alwie tot Hem vlucht heeft geen straf te duchten.
Vers voor het Evangelie: Joh. 3, 16.
Zozeer heeft God de wereld liefgehad dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat alwie in Hem gelooft niet verloren zal gaan.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes, 7, 1-2. 10. 25-30.
In die tijd trok Jezus rond in Galilea, want Hij wilde dat niet in Judea doen, omdat de Joden er op uit waren Hem te doden. Het liep tegen een van de Joodse feesten, het Loofhuttenfeest. Toen zijn broeders naar het feest waren gegaan, vertrok Hij ook, niet openlijk maar onopvallend. Enkele Jeruzalemmers zeiden: Is dit niet de man die ze zoeken te doden? En zie nu eens. Hij staat in het openbaar te preken en men zegt Hem niets. Zou de overheid nu werkelijk erkend hebben, dat Hij de Messias is? Maar van deze man weten wij waar Hij vandaan is; wanneer echter de Messias komt, weet geen mens waar Hij vandaan komt. Terwijl Jezus in de tempel leerde, riep Hij met luide stem: Gij kent Mij en gij weet waar Ik vandaan ben; toch ben Ik niet uit Mijzelf gekomen, maar Die Mij gezonden heeft, is waarachtig; Hem kent gij niet. Ik ken Hem, omdat Ik uit Hem ben en Hij Mij heeft gezonden. Ze wilden zich van Hem meester maken, maar niemand sloeg de hand aan Hem, want zijn uur was nog niet gekomen.